Bij perspectief met één punt kijkt men steeds op een recht vlak. Een object staat dus met een vlak of zijde recht voor je zodat je steeds horizontale lijnen en verticale lijnen in het zicht hebt.
Bij een kubus in éénpuntsperspectief teken je eerst het vooraanzicht, dan verbind je de hoeken met het vluchtpunt, daarna teken je de kubus af met een horizontale en verticale lijn.
Bij een kubus in éénpuntsperspectief teken je dus eerst een vierkant. Dan teken je vanaf de hoeken van het vierkant lijnen naar het vluchtpunt. Met een horizontale en/of verticale lijn iets verder in het perspectief teken je de kubus af.
Bij een kubus in éénpuntsperspectief teken je eerst het vooraanzicht, dan verbind je de hoeken met het vluchtpunt, daarna teken je de kubus af met een horizontale en verticale lijn.
Bij een kubus in éénpuntsperspectief teken je dus eerst een vierkant. Dan teken je vanaf de hoeken van het vierkant lijnen naar het vluchtpunt. Met een horizontale en/of verticale lijn iets verder in het perspectief teken je de kubus af.